historie van samofa

 

Geschiedenis van SAMOFA


In de moeilijke oorlogsjaren was de afzet van motoren tot een minimum beperkt. Brons, Bolnes, Industrie en Kromhout streefden echter naar onderlinge samenwerking in één motorenfabriek. Daarmee kon men dan beter concurreren met Stork en Werkspoor en de buitenlandse merken.


De initiatiefnemers waren:

– Jan Brons (Brons)

– Johann Hendrik van Capellen (Bolnes)

– Dick Boot (Industrie)

– Jan Goedkoop (Kromhout)




                                                                                                             De Hr. Jan Goedkoop

 

Zij bereikten overeenstemming over het ontwerp van een serie 2-tact dieselmotoren in de vermogensklassen van 100 tot 2000 pk. Daarvoor werd één proefmotor gebouwd.


Johann Hendrik van Capellen stelde als constructeur prof. ir. Ben Kroon van de Technische Hogeschool in Delft voor. Het zou echter heel wat voeten in de aarde hebben voordat hij werd geaccepteerd.

De weerstand tegen het aantrekken van prof. Kroon was namelijk heel groot bij de vader van J.H. van Capellen, de heer Cornelis Willem van Capellen, de toenmalige directeur van Bolnes. Dat was een erg praktisch ingestelde man die weinig vertrouwen had in Delftenaren en die al helemaal niet met professoren overweg kon.

Maar J.H. van Capellen kende Ben Kroon echter goed en hij kreeg zijn vader zo ver dat hij bereid was om Kroon te ontvangen. Het gesprek duurde meer dan twee uur en na afloop sprak vader Van Capellen de verlossende woorden: "Zou het echt waar zijn dat die man professor is? Dat kan toch niet voor zo'n praktische kerel!".


Nu kon worden overgegaan tot het ontwerpen van een prototype en de fabricage daarvan. De waarden van de uitgangspunten waren 2-takt-kruiskopdieselmotoren van 50 pk per cilinder bij 430 omwentelingen per minuut, oplopend van 2 tot en met 8 cilinders. Zelfs een 12 cilinder-uitvoering werd overwogen. 


De vier deelnemers kwamen regelmatig bijeen en spraken dan over de wijze waarop de productie na de oorlog vorm kon worden gegeven. Er waren vier grote fabrieken in Amsterdam, Alphen aan den Rijn, Krimpen aan de Lek en Appingedam. Elke fabriek had zijn eigen sterke punten: Brons had een grote gieterij en kon dus het gietwerk doen. Bolnes zou de krukassen produceren en Industrie de overige onderdelen. De assemblage zou bij Kromhout gebeuren.


Helaas zijn er geen notulen van de besprekingen overgebleven, maar in 1950 werd SAMOFA opgericht. De heer Theo van der Pas , die vele jaren betrokken is geweest bij SAMOFA, heeft van de heren Van Capellen en Boot vernomen dat er vergaande plannen zijn geweest om de productie over de verschillende vestigingen te verdelen.


De periode na 1945.  


Na afloop van de oorlog verdwenen de plannen van de vier deelnemers voor een nieuwe motorindustrie als sneeuw voor de zon. De wederopbouw had economisch herstel tot gevolg en dat gaf de vier fabrieken snel het vertrouwen in eigen kunnen terug. Denken op korte termijn kwam in de plaats van de langetermijnplannen die men in de oorlog had ontwikkeld.


Alleen Bolnes ging na de oorlog door met de ontwikkeling van de tweetakt dieselmotor. Dit type bleek zeer succesvol te zijn in de baggerwereld. De grootste motor in deze serie had zelfs 16 cilinders.


Toch droeg de samenwerking in de oorlogsjaren wel vrucht. Alle vier fabrieken hadden hulpmotoren volgens hun eigen ontwerp in hun programma, maar ze leden daar verlies op. Ze besloten die hulpmotoren in een nieuwe onderneming onder te brengen: dat werd SAMOFA (van  SAmenwerkende MOtoren FAbrikanten). Kromhout bracht het ontwerp van de S-108 in die al bestond in een uitvoering met resp. 3, 4, 6 en 8 cilinders. SAMOFA ging de versie met één en twee cilinders maken. In april 1950 werd aan de Boerhaavelaan te Harderwijk begonnen met de fabricage van deze watergekoelde kleine dieselmotoren. Tussen 1950 en 1980 zijn er vele duizenden gebouwd. Het was een regelrecht succesnummer.


De eerste één- en tweecilinder-dieselmotoren

staan bekend als type 1-S-108 en 2-S-108.

Ze leverden respectievelijk 15 en 30 PK.

De verkooporganisatie zat eerst in Amsterdam

bij Kromhout. Die werd vanaf 1 januari 1957

overgeplaatst naar Harderwijk. Later werden

ook luchtgekoelde dieselmotoren gebouwd

met meerdere cilinders.


In de vorige eeuw had ons land een bloeiende dieselmotoren industrie. De namen spreken nog steeds tot de verbeelding: Werkspoor, Stork, Kromhout, Brons, DAF, Bolnes, Industrie en natuurlijk SAMOFA. Verschillende van deze ondernemingen bestaan niet meer en geen enkele fabriceert en verkoopt nog motoren naar eigen ontwerp. Nederland beperkt zich bij motoren tegenwoordig tot dienstverlening aan buitenlandse bedrijven.


Het is natuurlijk de vraag of de Nederlandse motoren industrie zou hebben overleefd als de vier fabrieken meer hadden samengewerkt. We kunnen echter vaststellen dat er een kans op overleven is gemist toen ze na de oorlog ieder voor zich verder gingen want ze konden het geen van allen zelfstandig volhouden tegen de internationale concurrentie.


Jan Goedkoop (1878-1962), oprichter en directeur van Kromhout, was degene die zijn drie collega's had voorgesteld om samen te werken bij de bouw van kleine motoren die ook konden worden ingezet als hulpmotoren bij de hoofdmotoren van de vier deelnemers. Hij legde zijn collega's een ondernemingsplan voor waarin de productontwikkeling, de fabricage en assemblage, de verkooporganisatie en natuurlijk de financiering werden beschreven. Met overtuigingskracht en diplomatie wist hij zijn collega's over te halen waarna de voorbereiding kon beginnen. Hij werd zelf de eerste directeur.









                                                                                                        Dhr. & Mevr. Van der Pas

Productontwikkeling


Kromhout beschikte al over een serie motoren van het type Kromhout-Gardner met 3, 4, 5, of 6 cilinders. Deze werden met veel succes voor tractie, scheepsvoortstuwing en aggregatenbouw toegepast. Het idee van Jan Goedkoop was om de één- en tweecilinderversie van die motor in de nieuwe onderneming onder te brengen en daar te gaan produceren. Deze motoren konden tegen vrij geringe kosten worden ontwikkeld en zijn idee werd dan ook graag aangenomen. Er werd besloten om over te gaan tot het maken van 5 proefmotoren van het type 1-S-108.


Fabricage


De fabriek werd in Harderwijk gevestigd omdat die gemeente bereid was het industrieterrein tegen scherpe voorwaarden aan te bieden. Ook was er in en rond Harderwijk een gunstige arbeidsmarkt. Kromhout stelde enkele deskundige medewerkers beschikbaar voor de productieleiding. 


Verkoop


Kromhout had al ervaring met de verkoop van snellopende motoren voor de scheepvaart en voor stationaire toepassing. Daarom werd de verkooporganisatie bij Kromhout geplaatst.


Financiering


Om SAMOFA te starten werd in de nieuwe organisatie een maatschappelijk kapitaal gestort van 600.000 gulden. Kromhout nam daarvan 40 % voor zijn rekening en de overige zestig procent werden verdeeld onder Brons, Industrie en Bolnes. Kromhout was dus de grootste aandeelhouder.


Bestuur


De vier deelnemende ondernemingen leverden ieder een vertegenwoordiger voor de Raad van Beheer. Jan Goedkoop, die gedurende 50 jaar directeur van Kromhout zou zijn, stelde zich beschikbaar als besturend lid (directeur) van de Raad van Beheer. Na 3 jaar van voorbereidende werkzaamheden startte hij daarmee op 1 januari 1950. Jan Goedkoop heeft tot 1956 leiding gegeven aan SAMOFA in Harderwijk. Hij werd opgevolgd door zijn zoon ir. Albert (A.J.) Goedkoop (1920-2010).


Er werden mooie bedrijfsresultaten behaald. In totaal werden 3179 motoren

van het type S-108 verkocht en 580 kleine luchtgekoelde motoren van het

type 80 en 85. Voor die laatste motoren was een licentieovereenkomst gesloten

met de firma Hatz te Ruhstorf (Duitsland).

Een mooie toekomst lag in het verschiet, maar vanaf de tweede helft van de

jaren vijftig groeide de concurrentie flink. Er waren grote industriële

ondernemingen die zeer snellopende motoren op de markt brachten in dezelfde

vermogensklasse als de S-108. Deze motoren waren ook bedoeld voor

scheepsvoortstuwing en stationaire toepassing. De concurrenten haalden

jaarproducties van tienduizenden motoren per jaar. SAMOFA had steeds meer

last van deze concurrentie.


SAMOFA startte daarom in 1971 de samenwerking met het Japanse bedrijf Mitsubishi. SAMOFA kocht deze motoren van Mitsubishi om ze aan te passen aan de marktsituatie en aan de wensen van klanten. Uiteindelijk werd in 1973 besloten om de productie van de S-108 te beëindigen. De kennis en de activiteiten van SAMOFA werden in dienst gesteld van Mitsubishi: er werd een vertegenwoordigersovereenkomst gesloten voor de gehele dieselmotorenlijn van de Japanse partner, eerst voor de Benelux en na enkele jaren voor een groter afzetgebied.

De rompmotoren werden geïmporteerd en daarna door SAMOFA aangepast voor schepen of voor stationaire toepassingen. Belangrijk voor het succes was ook dat men de aftersales deed.


In 1980 besloot Mitsubishi om een bod op het aandelenkapitaal van SAMOFA uit te brengen waarna de onderneming werd overgenomen. De naam veranderde in MHI Samofa Diesel B.V..


Er werd verregaand samengewerkt met de heftruckafdeling van Mitsubishi. Daarom wijzigde de naam in 1988 in MHI Equipment Europe B.V. en verdween de naam SAMOFA helemaal. De productie verhuisde in 1989 naar Almere. Spoedig daarna werd de fabriek aan de Boerhaavelaan in Harderwijk gesloopt.


Daarmee werd een trots hoofdstuk uit de geschiedenis van de Nederlandse dieselmotoren afgesloten. In 35 jaar jaar waren zeer veel dieselmotoren geproduceerd – alleen al meer dan 7000 van het type S-108 – en de motoren waren verkocht over de gehele wereld.

                  


Over Jan Goedkoop:

http://www.iisg.nl/ondernemers/pdf/pers-0538-02.pdf



Over Kromhout:


http://nl.wikipedia.org/wiki/Kromhout_(bedrijf)


www/machinekamer.nl